Kinderalimentatie bij co-ouderschap

In de praktijk bereiken ons veel vragen over de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie bij co-ouderschap in combinatie met het gebruik van een gezamenlijke kinderrekening. Om u hier meer inzicht in te geven, treft u hierna een voorbeeld aan. 

 

Henk de Vries en Trudie de Boer gaan scheiden. Zij hebben een dochter, José van 7 jaar oud. José wordt op het woonadres van Trudie ingeschreven in de gemeentelijke basis administratie. Voor de verzorging van José hebben Henk en Trudie bepaald, dat José 50% van de tijd bij Henk verblijft en 50% van de tijd bij Trudie. Het totale gezinsinkomen van Henk en Trudie bedraagt netto € 2.100 per maand. Het eigen aandeel van de ouders op basis van dit gezinsinkomen in de kosten van José (NIBUD-norm) bedraagt €. 285,00 per maand waarvan Henk een bedrag van €. 190,00 per maand dient bij te dragen en het aandeel van Trudie €. 95,00 per maand bedraagt.

 

In het totaalbedrag van de berekende kinderalimentatie zit een bedrag voor:

  • dagelijkse kosten (afgerond tussen €. 5,= en €. 7,= per dag per kind).
  • de middellange-termijn kosten (jaarlijkse clubs, lidmaatschappen, cadeautjes etc.)
  • de lange-termijn kosten (een fiets of computer of bureau, reservering voor studiekosten).

 

De dagelijkse en middellange-termijn kosten kunnen vaak redelijk nauwkeurig bepaald worden. Voor de lange-termijn kosten ligt dit meestal wat moeilijker. De dagelijkse kosten worden verdeeld op basis van de verdeling van de zorg tussen beide ouders. De middellange en lange termijnkosten zijn over het algemeen onafhankelijk van het verblijf bij vader of moeder. Voor de reservering en het voldoen van de middellange- en lange-termijn kosten van José besluiten de ouders een gezamenlijke kinderrekening te openen. Trudie ontvangt de kinderbijslag. Er is afgesproken dat zij dit ook op de kinderrekening stort.

De dagelijkse kosten van José voldoen de ouders uit hun eigen middelen. Hoe verhouden deze zich nu tot de eerder genoemde bijdrage per ouder?

Bij deze 50/50 verdeling van de zorg, draagt iedere ouder per maand €. 5,00 * 15,5 dagen = € 78,00 bij aan de dagelijkse kosten. Henk maakt per maand een bedrag van €. 190,00 minus €. 78,00 = €. 112,00 over naar de kinderrekening. Trudie voldoet €. 95,00 minus €. 78,00 = € 17,00. Zij hebben beiden toegang tot de gezamenlijke rekening. Trudie zorgt voor de administratie. In overleg bepalen Henk en Trudie hoe de middellange-termijnkosten worden vastgesteld en in welke verhouding deze door hen worden voldaan.

 

Als Henk in aanmerking wil komen voor de forfaitaire aftrek voor de kosten van levensonderhoud van José, ontvangt hij deze dan als hij € 112,00 naar de kinderrekening overmaakt en niet naar Trudie? De hoofdregel voor deze bepaling zegt, dat als er geen recht op kinderbijslag is en de kosten van levensonderhoud voor het kind hoger zijn dan € 400 per kwartaal die ouder recht heeft op een aftrekbaar bedrag van € 345,00 per kwartaal (2008). Dit leert ons dat het van belang is om in het ouderschapsplan te bepalen dat het recht op de kinderbijslag voor een specifiek kind slechts aan één van de ouders toekomt. Daarnaast is de vraag aan de orde of dit voor Henk betekent, dat hij minimaal € 133,33 voor de kosten van levensonderhoud van José moet voldoen.

 

Onder de kosten van levensonderhoud worden niet alleen de kosten van de strikt noodzakelijke levensbehoeften verstaan, maar ook hetgeen dat het kind werkelijk nodig heeft voor het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig zijn of haar plaats in de samenleving. Het begrip levensonderhoud omvat dus veel meer dan de kosten van voeding en kleding. Hierbij mag ook van een schatting van de kosten worden uitgegaan. Naast de dagelijkse kosten van eten en drinken vallen ook de vervoerskosten van het halen en brengen van het kind, kosten van uitstapjes en vakantie(s) en extra zakgeld onder de kosten van levensonderhoud. Het verdient aanbeveling om aankoopbonnen en betalingsbewijzen te hanteren. Ziektekosten behoren niet tot de kosten van levensonderhoud.

 

Voor Henk betekent dit dat hij door zijn bijdrage in de dagelijkse kosten van levensonderhoud, begroot op €. 78,= en zijn bijdrage voor levensonderhoud van José aan de kinderrekening van €. 112,= ruimschoots voldoet aan het eerder genoemd minimum per kwartaal om in aanmerking te komen voor de forfaitaire aftrek.

 

Het is niet van belang of de kinderalimentatie afgedragen wordt aan de moeder of dat dit voldaan wordt via de kinderrekening. Het is wel van belang dat er verantwoord kan worden dat de kinderalimentatie gebruikt wordt voor het levensonderhoud van het kind. Een goede redactie van de financiële afspraken in het convenant is van belang om voor de fiscus ook aannemelijk te maken welke kosten er drukken op de betreffende ouder.

Relevante verwijzingen: CPP2003/795M,  BNB 2003/262 en Vakstudie Nieuws 2001/15.22

 

Datum: December 2008

Deel dit artikel met anderen

Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter