Wijzigingen in belastingen per 1 januari 2006

Deze informatie is afkomstig van de website van het ministerie van Financiën.

Dit artikel bevat de belangrijkste wijzigingen voor:

  1. Inkomstenbelasting
  2. Loonbelasting
  3. Rechten van successie, schenking en overgang
  4. Vennootschapsbelasting
  5. Overig (o.a. heffingsrente)

1. Inkomstenbelasting

1.1 Tarief Box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning)

2006

Belastbaar inkomen meer dan

doch niet meer dan

belastingtarief

tarief premie volksverzekeringen

totaal tarief

heffing over totaal van de schijven

 Jonger dan 65 jaar

 

 

 

 

 

-

€ 17.046

2,45%

31,70%

34,15%

€  5.821

€ 17.046

30.631

9,75%

31,70%

41,45%

11.451

30.631

52.228

42%

 

42%

20.521

52.228

 

52%

 

52%

 

65 jaar en ouder

 

 

 

 

 

-

€ 17.046

2,45%

13,80%

16,25%

€  2.769

€ 17.046

30.631

9,75%

13,80%

23,55%

5.968

30.631

52.228

42%

 

42%

15.038

52.228

 

52%

 

52%

 

 

2005

Belastbaar inkomen meer dan

doch niet meer dan

belastingtarief

tarief premie volksverzekeringen

totaal tarief

heffing over totaal van de schijven

Jonger dan 65  jaar

 

 

 

 

 

-

€ 16.893

1,80%

32,60%

34,40%

€  5.811

€ 16.893

30.357

9,35%

32,60%

41,95%

11.459

30.357

51.762

42%

 

42%

20.449

51.762

 

52%

 

52%

 

65 jaar en ouder

 

 

 

 

 

-

€ 16.893

1,80%

14,70%

16,50%

€   2.787

€ 16.893

30.357

9,35%

14,70%

24,05%

6.025

30.357

51.762

42%

 

42%

15.015

51.762

 

52%

 

52%

 

 

Premiepercentages volksverzekeringen:

AOW

17,90%

ANW

  1,25%

AWBZ

12,55%

 

31,70%

 

1.2 Heffingskortingen

Heffingskorting

Jonger dan 65 jaar

65 jaar en ouder

 

2006

2005

2006

2005

Algemene heffingskorting

1.990

€ 1.894

€ 948

€ 910

Arbeidskorting (maximaal)

·         tot 57 jaar

·         57, 58 of 59 jaar

·         60 of 61 jaar

·         62 jaar of ouder

1.357

1.604

1.849

2.095

1.287

1.532

1.775

2.019

998

969

Kinderkorting

·   inkomen lager dan € 28.521

·   inkomen € 28.521 - € 44.034

892

892- 0*

 

425

425-0**

 

Combinatiekorting

146

228

70

110

Aanvullende combinatiekorting

608

389

290

188

Alleenstaande-ouderkorting

1.414

1.401

674

673

Aanvullende alleenstaande ouderkorting (maximaal)

1.414

1.401

674

673

Jonggehandicaptenkorting

645

639

   

Ouderenkorting

   

374

454

Aanvullende ouderenkorting

   

-

287

Alleenstaande ouderenkorting

   

562

-

Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname)

185

-

   

Ouderschapsverlofkorting (per verlofuur)

3,68

-

   

Korting maatschappelijke beleggingen

1,3%***

1,3%***

1,3%***

1,3%***

Korting beleggingen in direct durfkapitaal

1,3%***

1,3%***

1,3%***

1,3%***

* € 892 - 5,75% van (het gezamenlijke verzamelinkomen minus € 28.521)

** € 425 - 2,74% van (het gezamenlijke verzamelinkomen minus € 28.521)

*** van de vrijstelling in box 3

1.3 Bijtelling privé-gebruik auto

De bijtelling voor het privé-gebruik van de (bestel)auto door de werknemer wordt met ingang van 1 januari 2006 niet langer in de inkomstenbelasting belast, maar in de loonbelasting. De ondernemer en de resultaatgenieter moeten wel in de inkomstenbelasting hun privé-gebruik van de auto blijven bijtellen.

1.4 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen: lijfrente en andere premies

Premies voor lijfrenten zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor lijfrentepremie-aftrek, gelden vervolgens voor de hoogte van de premie-aftrek de volgende regels:

  • premies zijn aftrekbaar voor zover de belastingplichtige een pensioentekort heeft en jonger is dan 65 jaar. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet bepaald worden aan de hand van de jaarruimte of reserveringsruimte. Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend
  • de jaarruimte bedraagt maximaal € 25.258 (€ 25.033)
  • de reserveringsruimte bedraagt in het jaar van aftrek ten hoogste 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 6.389 (€ 6.332). Voor de belastingplichtige die op 1 januari 2006 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, wordt het maximumbedrag van € 6.389 (€ 6.332) verhoogd tot € 12.621 (€12.508)

Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide(klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.

In verband met de invoering van de Wet Vut/prepensioen/levensloop zijn premies voor overbruggingslijfrenten met ingang van 2006 niet meer aftrekbaar. Er geldt een overgangsregeling voor premies die tot en met 2005 zijn afgetrokken. Op grond daarvan kunnen in de toekomst nog wel overbruggingslijfrenten ingaan. Voor aftrek van premies voor tijdelijk oudedagslijfrenten wordt voortaan de eis gesteld dat de termijnen niet eerder ingaan dan het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt.

Voor buitenlandse belastingplichtigen komt met ingang van 1 januari 2006 de aftrek voor inkomensvoorzieningen te vervallen, tenzij zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlandse belastingplichtigen.

1.5 Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

 

Bij een winst in 2006 van:

Meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

-

€ 13.150

€ 8.885

€ 13.150

15.255

8.260

15.255

17.360

7.638

17.360

49.720

6.807

49.720

51.825

6.213

51.825

53.935

5.556

53.935

56.030

4.903

56.030

-

4.310

 

Bij een winst in 2005 van

Meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

-

€ 13.030

€ 8.386

€ 13.030

15.115

7.796

15.115

17.205

7.209

17.205

49.275

6.425

49.275

51.360

5.864

51.360

53.450

5.244

53.450

55.530

4.628

55.530

-

4.068

Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigen-aftrek verhoogd met € 1.987 (€ 1.969) (startersaftrek).

1.6 Stakingsaftrek

De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet en bedraagt € 3.630 eenmaal per leven.

1.7 Oudedagsreserve

De ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost ten laste van de winst mag brengen. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet meer dan € 11.050 (€ 10.951).

Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.

De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.

top

2. Loonbelasting

2.1 Spaarloon of levensloopregeling

Spaarloon

Het bedrag dat de werknemer in 2006 mag sparen bedraagt maximaal € 613. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag in 2005. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling. Als een werknemer bij een werkgever wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

  • de werknemer is sinds 1 januari 2006 bij die werkgever in dienst en
  • die werkgever past ten aanzien van die werknemer sinds 1 januari 2006 de algemene heffingskorting toe.

Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt kan hij dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken.

In de inkomstenbelasting geldt voor het jaar 2006 een vrijstelling in box 3 van maximaal € 17.025 (€ 17.025) voor geblokkeerde spaartegoeden uit een spaarloonregeling.


Levensloopregeling

Op 1 januari 2006 wordt de levensloopregeling ingevoerd. Met de levensloopregeling kunnen werknemers sparen om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren. De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof, zoals zorgverlof, sabbatical, ouderschapsverlof en educatief verlof. Het spaarsaldo mag ook gebruikt worden om eerder met pensioen te gaan. De huidige verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling. Er kan maximaal 12% van het loon gespaard worden. Is men op 31 december 2005, 51 jaar of ouder, maar nog geen 56 jaar, dan geldt er een speciale regeling. Deze werknemers mogen dan meer sparen dan 12% van het brutoloon. Zo kan men in een kortere periode toch een behoorlijk levenslooptegoed opbouwen.

Vanaf 2006 kan de werknemer jaarlijks kiezen aan welke regeling hij wil deelnemen: spaarloon of levensloop. Gelijktijdig in beide regelingen geld inleggen is niet mogelijk. Die keuze hoeft niet vóór 1 januari 2006 gemaakt te worden; dit kan het hele jaar. Als men echter in 2006 een bedrag heeft ingelegd in de spaarloonregeling (en dus feitelijk een keuze heeft gemaakt voor spaarloon) heeft men nog tot 1 juli 2006 de mogelijkheid om die keuze te herzien. De stortingen in de spaarloonregeling die in 2006 tot die datum hebben plaatsgevonden, moeten in dat geval vóór 1 juli door de bank teruggestort worden naar de werkgever. De werkgever moet vervolgens deze bedragen ook vóór 1 juli als loon aan de werknemer uitbetalen.

2.2 Pensioenregelingen

Alle pensioenregelingen moeten vanaf 1 januari 2006 voldoen aan de fiscale kaders zoals deze gelden na de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). Het uitgangspunt van deze wet is dat een werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Dat betekent dat het pensioen wordt verdeeld over een groter aantal jaren, waardoor de werknemer lagere pensioenuitkeringen krijgt. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven.

Werkgevers die de pensioenregelingen per 1 januari 2006 nog niet hebben aangepast vallen in 2006 onder een nieuwe overgangsregeling. Zij moeten 52% eindheffing betalen over het verschil tussen de premie die ze op dat moment betalen en de premie die ze zouden betalen als ze de pensioenregeling hadden aangepast.

2.3 Reiskostenvergoeding

De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is € 0,19 (€ 0,18) per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal € 0,19 (€ 0,18) belastingvrij kan vergoeden. Woon-werkverkeer is ook zakelijk verkeer. Als een werknemer met het openbaar vervoer reist kan de werkgever kiezen: er kan maximaal € 0,19

(€ 0,18) per kilometer worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed.

2.4 Auto van de zaak

Vanaf 1 januari 2006 behoort de bijtelling voor het privé-gebruik van de auto van de zaak tot het loon in plaats van een bijtelling in de inkomstenbelasting. De bijtelling voor privé-gebruik is de waarde van het privé-gebruik van een ter beschikking gestelde personen- of bestelauto, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer voor het privé-gebruik. De waarde van het privé-gebruik is een forfaitair percentage van de catalogusprijs van de auto, inclusief BPM en omzetbelasting. Voor het jaar 2006 is dat 22%. De bijtelling geldt per kalenderjaar. Als een werknemer minder dan 500 kilometer per kalenderjaar privé rijdt en dit kan bewijzen, is er geen bijtelling. De werknemer kan daartoe een verklaring aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier dat hij daarvoor moet gebruiken, is te downloaden via http://www.belastingdienst.nl/. De overgang van deze bijtelling van de inkomstenbelasting naar de loonheffing kan gevolgen hebben voor de Voorlopige Teruggave.


Voor bestelauto's geldt daarnaast nog het volgende:

  • er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privé-gebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist dat hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden.
  • bij bestelauto's die door de aard van het werk doorlopend afwisselend worden gebruikt door twee of meer werknemers kan het privé-gebruik moeilijk vast te stellen zijn. Het privé-gebruik wordt dan door middel van eindheffing bij de werkgever belast. Deze eindheffing bedraagt € 300 per bestelauto op jaarbasis.

  top

3. Rechten van successie, van schenking en overgang

3.1 Algehele vrijstelling Algemeen nut beogende instellingen

Met ingang van 1 januari 2006 worden nalatenschappen en schenkingen aan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen geheel vrijgesteld van het successie- en schenkingsrecht. In 2005 was het tarief 8%.

3.2 Vrijstellingen successierecht


Echtgenoten

€ 507.803 (€ 503.273)

Jonge kinderen

€ 4.342 (€ 4.303) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 8.680 (€ 8.602)

Oudere kinderen

€ 8.680 (€ 8.602) voor kinderen ouder dan 23 jaar, mits de verkrijging niet meer bedraagt dan
€ 26.038 (€ 25.805)

Invalide kinderen

€ 4.342 (€ 4.303) per jaar beneden 23 jaar met een minimum van € 13.021 (€ 12.904).

€ 8.680 (€ 8.602) voor kinderen ouder dan 23 jaar

Ouders

€ 43.395 (€ 43.007)

Andere bloedverwanten in de rechte lijn

Drempel* € 8.680 (€ 8.602)

Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen

Volledig vrijgesteld indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang (in 2005: belast tegen 8% met een drempelvrijstelling* € 8.602)

Alle andere gevallen

€ 1.882 (€ 1.865)

onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

 

3.3 Vrijstellingen schenkingsrecht

Schenkingen door ouders aan kinderen

-  Per kalenderjaar € 4.342 (€ 4.303)
-  Eenmalig € 21.700 (€ 21.506) voor kinderen tussen 18 en 35 jaar mits in de aangifte op de vrijstelling een beroep wordt gedaan

Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen

Volledig vrijgesteld indien en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang (in 2005: belast tegen 8% met een drempel* per periode van twee jaar van € 4.303)

Alle andere gevallen

Drempel* per kalenderjaar € 2.606

(€ 2.582 per 2 jaar)

onder drempel wordt hier verstaan een vrijstelling die in beginsel vervalt als de verkrijging het maximum van de vrijstelling te boven gaat.

top 

4. Vennootschapsbelasting

4.1 Tarief vennootschapsbelasting

Met ingang van 1 januari 2006 wordt het tarief van de vennootschapsbelasting verlaagd van 31,5 percent naar 29,6 percent. Per 2007 wordt het tarief verder verlaagd tot 29,1 percent. Tevens wordt met ingang van 1 januari 2006 het tarief over de eerste € 22.689 in de vennootschapsbelasting verlaagd van 27 naar 25,5 percent. Per 2007 wordt dit tariefopstapje verder verlaagd naar 24,5 percent

  top

5. Overig

5.1 Heffing- en invorderingsrente

De wettelijke opslag op de heffingsrente en invorderingsrente wordt verlaagd tot 1,50 procentpunt (was 3,00 procentpunt). De heffings- en invorderingsrente komt daardoor voor het eerste kwartaal 2006 uit op 3,5%.

Het tijdvak waarover de heffingsrente wordt berekend voor de inkomstenbelasting wordt vervroegd naar 1 juli van het belastingjaar (tot en met 2005 begint het tijdvak te lopen na afloop van het belastingjaar). Voor de inkomstenbelasting werkt dit dus vanaf 1 juli 2006. Voor de vennootschapsbelasting gold deze regeling al in 2005.

5.2 Afschaffing kapitaalsbelasting

De kapitaalsbelasting, een belasting op het bijeenbrengen van kapitaal door bedrijven (bijvoorbeeld door aandelenuitgifte), wordt met ingang van 1 januari 2006 afgeschaft. Het tarief van de kapitaalsbelasting bedroeg 0,55%.

5.3 Vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdracht

De vrijstelling van overdrachtsbelasting bij bedrijfsoverdracht in de familiesfeer wordt uitgebreid naar broers, zussen, pleeg- en stiefbroers en -zussen en hun echtgenoten.

top

 

Datum: Januari 2006

Deel dit artikel met anderen

Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter    Deel dit artikel op Twitter